Scharrelen tussen Hongarije en Oekraïne: “de strijkstok is lang!”

Met de toetreding van Hongarije tot de EU in mei 2004 is verder naar het oosten toe een nieuwe buitengrens van de Europese Unie ontstaan. De verwachting is dat het land ergens in 2007 het Schengen-verdrag zal ondertekenen. Er zal dan geen binnengrenscontrole meer plaatsvinden tussen Hongarije en de andere EU-landen die zich tot dit verdrag hebben aangesloten. Voorafgaand aan het Schengen-verdrag heeft Hongarije zich inmiddels als volwaardig lid van de Europese unie er toe verplicht de grens extra te bewaken. Voor de bewoners buiten de Europese Unie werd een visumplicht ingesteld om Hongarije te bezoeken. Dit geldt ook voor de Hongaarse bevolking in het naburige Oekraïense Trans-Karpaten.

 

Vis te koop op de markt in Beregszáz (Beregovo - Oekraïne)

Vis te koop op de markt in Beregszáz (Beregovo - Oekraïne)

Als gevolg van het vredesverdrag van Trianon verloor Hongarije na de eerste wereldoorlog tweederde van haar grondgebied aan haar buurlanden. Naar schatting tussen de 3,5 en 5 miljoen Hongaren kwamen als gevolg hiervan buiten de landsgrenzen te wonen. Volgens de volkstelling uit 1910 bewoonden 183.000 daarvan de Trans-Karpaten, een gebied in het noordoosten dat in eerste instantie aan Tsjechoslowakije werd afgestaan. Uit de officiële cijfers van de laatste volkstelling van 2001 blijkt 152.000 van hen zichzelf nog tot de Hongaarse gemeenschap te rekenen.

Sinds de gedwongen afdracht van de Trans-Karpaten is het gebied meerdere keren tussen verschillende landen overgegaan. Door de vele claims moet vooral de oudere generatie zich enigszins ontheemd hebben gevoeld. “Mijn opa is zowel in Oostenrijk-Hongarije, Tsjechoslowakije, Hongarije, Sovjetunie en in de Oekraïne geweest zonder ook maar één keer het dorp te hebben verlaten”, is een veel gehoorde grap.

Die grap had in de tijd van de Sovjetunie nog een wrange bijsmaak. Hele bevolkingsgroepen hadden niet de vrijheid om te mogen reizen. Daardoor was er nauwelijks sprake van enig grensverkeer tussen Hongarije en de Oekraïne. Door de strenge regels was het voor zowel de Sovjetburgers van Hongaarse origine als voor de Hongaren in het “moederland” praktisch onmogelijk om bij elkaar op bezoek te komen. Onder hen ook Tibor Varga, die met zijn vrouw en drie kinderen woont in het dorp Tiszavári aan de Oekraïense kant van de grens bij de rivier de Tisza. Het dorp ligt in het grensgebied waar de rivier een natuurlijke grens vormt met Hongarije. Het Hongaarse karakter van het dorp is herkenbaar aan de huizen en de mensen op straat.  Het dorp oogt welvarend ondanks de grote gaten in de weg  en de vele oude Russische Wolga’s en Moskvitsjen.  ‘s Avonds onder het genot van een glas wijn komen oude herinneringen uit de Sovjettijd weer naar boven. De moeder van Tibor verzucht over de grens die toentertijd potdicht lag: “zelfs de vogels vlogen niet naar de overkant!”

Veel grensbewoners aan de Oekraïense kant van de grens hadden de oude banden met hun moederland Hongarije hersteld.  De onderlinge contacten zoals familiebezoek zijn sindsdien intenser geworden. Daarnaast nam de  kleinschalige handel in het grensgebied aanzienlijk toe. Vooral voor veel gezinnen is het smokkelen van benzine, sigaretten en de verkoop van voedsel en andere consumptieartikelen  een noodzakelijke bezigheid geworden om te overleven. Inmiddels waren zij gewend om zonder visum vrijelijk naar Hongarije te reizen.  Ook Tibor slaagde er in om de dreigende tekorten aan het eind van de maand te compenseren met de opbrengst uit de verkoop van Oekraïense stofzuigers.

Het in de jaren negentig toegenomen grensverkeer dreigt als gevolg van de Hongaarse toetreding tot de Schengen landen echter teniet te worden gedaan. Nu al dreigen de contacten tussen Hongarije en de Oekraïense Hongaren moeilijker te worden door de extra kosten die moeten worden betaald om ongestoord de Europese Unie te mogen betreden. Men moet voor een geldig paspoort  ongeveer de helft van gemiddelde salaris betalen terwijl een verplichte autoverzekering  één maandsalaris kost. Er is geen enkele garantie dat de gesloten grens van weleer als gevolg van het Schengen akkoord niet in ere wordt hersteld.

Tijdens een wandeling door zijn dorp laat Tibor een herdenkingsmonument zien dat naast de gereformeerde kerk staat. Het 4 meter hoge gevaarte werd in 1991 opgetrokken om de dood van 40.000 jonge Hongaarse mannen te herdenken. Zij werden na de oorlog eind jaren veertig massaal naar Stalin’s werkkampen gedeporteerd en keerden niet meer terug. Een paar bloemen en kransen van plastic flankeren het geheel maar verder lijkt er maar weinig aandacht meer aan te worden geschonken.

Uit de dorpskroeg verderop schettert Hongaarse zigeunermuziek dat vergezeld met de ritme van een drumcomputer in een modern sausje wordt gegoten. Onderwijl toont de televisie een muziekprogramma met videoclips vol bevallige dames. Tibor probeert boven de muziek uit te komen en vertelt dat hij regelmatig voor zijn werk naar de universiteit in Budapest moet. Hij werkt daar als gastdocent aan de geologische faculteit. Voorheen kon hij zonder visum naar Budapest. Nu moet hij voor een visum naar het Hongaarse consulaat in de provinciestad Beregovo (Beregszász) zo’n 10 kilometer van zijn dorp. “De visumplicht is eerder lastig maar niet onoverkomelijk”, vertelt Tibor. “De papieren moeten alleen om de drie maanden worden vernieuwd, waardoor mensen gedwongen zijn op tijd vanuit Budapest naar het Hongaarse consulaat in Beregszáz te gaan.”

Tibor zit meer in z’n maag met de uitkomst van het referendum dat eind vorig jaar in Hongarije werd gehouden. Hierin werd de vraag voorgelegd of de etnische Hongaren in de omringende landen wel of geen Hongaars staatsburgerschap konden krijgen. Een kleine meerderheid van 52% stemde voor. Maar vanwege de te lage opkomst van 38% van de kiesgerechtigden werd het referendum ongeldig verklaard. Veel Hongaren hadden angst voor een toestroom van gelukzoekers uit de doorgaans armere buurstaten. Volgens Tibor zijn het echter niet de arme drommels die vertrekken, maar de doorgaans hoogopgeleiden. “In onze streek is in heinde en verre geen arts meer te bekennen, ze zitten allemaal in Budapest hun kost te verdienen.”

De beperkende maatregelen voor de Oekraïense staatsburgers om de EU binnen te kunnen komen, staan in schril contrast met de Hongaars-Oekraïense afspraken om het handelsverkeer juist te stimuleren. In het kader hiervan is de infrastructuur bij de grensovergang Záhony-Csop aanzienlijk verbeterd. Naast de reguliere handel vanuit de EU is ook vanuit Hongarije zelf in toenemende mate de behoefte ontstaan om de Oekraïne te bezoeken. Het gaat hierbij voornamelijk om kleine handelaren die voor korte tijd het land aandoen. Maar de kleinschalige en vaak clandestiene handel zorgt nog steeds voor lange rijen stilstaande auto’s aan weerszijden van de grens. Officiële cijfers van deze handel zijn er niet omdat deze ongecontroleerd plaatsvindt. In ieder geval hebben de grote prijsverschillen tot gevolg dat er een flinke stroom van Oekraïense consumptiegoederen de weg vindt naar de Hongaarse markt.

De diverse markten in steden als Beregszáz en Ungvár hebben zich geheel aangepast aan het consumptiepatroon van de gemiddelde Hongaarse consument. Nagemaakte merkkleding, schoeisel, drank, benzine en sigaretten vormen de belangrijkste handelswaar. Op het eerste gezicht lijkt de handel big business. Niet alleen op straat maar ook in bazaars en overdekte markthallen worden de goederen in bulk verkocht.

 

provisorische markt op straat in Beregszász (Beregovo) Oekraïne

provisorische markt op straat in Beregszász (Beregovo) Oekraïne

Tamás Abafy en zijn vrouw Ági  behoren tot een groeiende groep van kleine “zelfstandigen” die dagelijks de Oekraïne bezoeken.  Zij bewonen een bescheiden appartement in een buitenwijk van de stad Miskolc in noordoost Hongarije. Om zichzelf en zijn vrouw in hun levensonderhoud te kunnen voorzien, wagen zij bijna dagelijks de oversteek naar het buurland. ’s Ochtends vroeg om 5 uur vertrekken ze met een lege auto en komen ’s avonds laat met een volle bak terug. “De transportkosten zijn erg hoog”, zegt Tamás. Dagelijks moet hij een fikse afstand van 500 kilometer heen en terug afleggen. De kosten weet hij echter enigszins te beperken door zijn auto met goedkoop LPG gas te vullen in plaats van dure benzine te tanken.

Zij hebben daarnaast ook rekening te houden met andere bijkomende kosten aan de grens. Deze zogenaamde “grenskosten” dienen te worden voldaan aan de Oekraïense douanebeambten. “Een ieder probeert een graantje van onze handel mee te pikken”, zegt Ági fel, en maakt daarbij een wegwerpgebaar.
De betaling is een dagelijks terugkerend ritueel en geschiedt op subtiele wijze. Een 200 forintbiljet (80 eurocent) in elk te overhandigen paspoort volstaat. De “geleegde” paspoorten worden door de douaneambtenaar zonder blikken of blozen aan de rechtmatige eigenaar teruggeven. “Er worden dan verder geen vragen meer gesteld en kan ik snel verder naar de markt om de spullen op te halen”, aldus Tamás.

Ági verzucht: “De strijkstok is lang”, want éénmaal terug in Hongarije moet de weg naar de koper nog gevonden worden. Het zijn niet alleen de douanebeambten die meeprofiteren van de handel. Om de spullen uiteindelijk op de plaats van bestemming te krijgen, moet gebruik worden gemaakt van een netwerk van vrienden, kennissen en collega’s. De Oekraïense benzine wordt eerst opgeslagen in grote jerrycans van 50 liter elk. De zwager van Ági neemt deze met graagte in ontvangst. Hij heeft nog voldoende ruimte in zijn garage naast de andere 5 jerrycans die klaar staan voor de verkoop.

Alleen Zsóka néni (tante Zsóka), de buurvrouw,  lijkt minder gecharmeerd van al dat gehandel. Na terugkeer uit de Oekraïne brengt Tamás de tassen vol met drank en koekjes bij haar langs. Voor de distributie moet zij verder zorg dragen. Met tegenzin sleept ze de volgende dag in de brandende zon de handelswaar mee naar haar werk op het stedelijk gymnasium. De spullen worden voor de dubbele prijs van die in de Oekraïne doorverkocht. Omdat de prijzen in Hongarije nog veel hoger liggen, vinden ze desondanks bij haar collega’s gretig aftrek. Het geld wat ze daarvoor in ontvangst neemt, draagt ze ’s avonds keurig af aan haar buurman. Als tegenprestatie ontvangt zij geregeld verse worst afkomstig van Tamás’ oom uit het naburige dorp.

Zo levert Zsóka néni eigenlijk ongewild een kleine bijdrage aan het economische verkeer tussen Hongarije en de Oekraïne. Evenals vele anderen doet zij dit om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen. Zo lang mensen te maken hebben met deze alledaagse realiteit, zal dit informele circuit voorlopig wel stand houden. Hoe goed de nieuwe Schengen-grenzen ook worden bewaakt, de kleinschalige clandestiene handel zal daarom voorlopig niet verdwijnen.

Dit artikel is eerder verschenen in ablak, tijdschrift voor Centraal Europa van de universiteit van Amsterdam 
This entry was posted in Artikelen. Bookmark the permalink.

Leave a Reply